We stoppen op het zoutmeer bij een gat in het zout. Het water is onder
het zout te zien. Het gat is vorig jaar ontstaan en groeit nog steeds.
Het is niet ver naar Dallol (Dal=steen, lok=kleur). Er zijn nog een paar
andere groepjes toeristen. De kleuren zijn prachtig en fel van kleur. Ik
blijf maar foto's maken. De zwaveldampen vallen wel mee.
Op het einde krijg ik een stoot zwavellucht in de neus. Het is niet leuk en
herinnert aan de gasdampen uit de vulkaan.
Voor Dallol moesten we per persoon een liter drinkwater meenemen. Maar ik heb geen tijd gehad om te drinken en de hitte heb ik niet eens gevoeld. De omgeving was gewoon te indrukwekkend.
Na een flinke tijd rondgelopen te hebben rijden we een stuk door
naar een ' zout canyon'. Flinke bergen van zout liggen langs een kloof.
Bovenop liggen blijkbaar rotsen/zand die voorkomt dat het zout
weg gaat door de regen of wind.
Een kleine stukje verder (de bocht om) zijn scherpe punten van zout te zien.
De rit gaat een klein stukje verder naar een meertje. Hier borrelt gele
vloeistof omhoog. Het is petroleum gemengd met zwavel. Het water voelt
olieachtig aan. De Afar gebruiken het als medicijn.
Een paar kleine bronnen borrelen vlakbij. De eerste bron heeft een geel
achtige kleur.
Dan zit de morgen er helaas weer op. We rijden terug naar ons 'palenhotel' (12:30). De koffie/thee staat al klaar.
De lunch komt al vrij snel: Lasagne met groente (iets dat lijkt op spinazie). Als toetje is er banaan.
Het is siestatijd. In de tent is het bloedheet. Een fles drinken is zo warm dat het water bijna te heet is om te drinken.
Het dagboek wordt bijgewerkt en ik lees een boek.
In 16:00 vertrekken we naar het zoutmeer.
Het is dan afgekoeld naar 39 graden (!).
We gaan nu naar het witte zoutmeer. Hier staat op plekken nog een
laagje water op. De sandalen heb ik aan, zodat ik door de plassen
water kan lopen.
Krukjes worden uit de auto gehaald en er komt een koelbox met bier en frisdrank te voorschijn. Op deze plek nemen we afscheid van de crew die morgen ons zal verlaten (Alex en Mulat de chauffeurs en de kok). Barbara zorgt voor de afscheid speeches.
Er komt een kleine karavaan kamelen met zout langs lopen. Mooi om
dit nog even te zien. Veel zijn het er niet.
We rijden een stukje naar de inlaat van water voor de zoutwinning. Hier
trek ik mijn zwembroek aan en dobber in water van 50% zout. De dode zee heeft een lager zoutgehalte (34%) Je ligt
zo ongeveer bovenop het water.
Als ik terug loop naar de auto om mij om te kleden ben ik zo ongeveer
al weer droog. Mijn hele huid is daarna bedekt door een dun laagje zout.
Terug in het kamp neem ik een douch (bak bakker met een halve fles om het over je heen te gooien). Helaas blijkt de volgende dag dat het zeepdoosje en washandje hier (in het donker) zijn achterbleven.
Er komen veel kamelen langs die bij het dorp gaan overnachten. De rest van de groep gaat bij een familie op bezoek. Zij vertellen (na terugkomst) dat morgenvroeg de kamelen om 6:00 gaan vertrekken.
's Avonds is er soep en rijst met salade. Al vroeg ga ik de tent in.