Het ontbijt (8:00) is goed. We krijgen een
ei (scrambled) en er staat veel beleg (voor de komende dagen).
op tafel.
Met auto's vertrekken we via dezelfde weg als op de heenweg. Het is een rustige asfaltweg.
Links een foto van een groep rieten hutten van de Afar. Het is onbegrijpbaar dat er nog genoeg water te vinden is om in leven te blijven.
Terug bij de doorgaande weg slaan we linksaf richting Semara. Bij
het eerste tankstation (met alleen diesel) worden de tanks en
jerrycans helemaal vol gemaakt. De diesel kost maar ong. 16 Birr per liter (nog geen 50 eurocent).
Dan terug de weg op en nu een stuk na de afslag richting Assaita (rechtsaf) gaan we linksaf, naar het noorden.
Het gebied langs de weg is een kaal, zwart lavagebied. En zelfs hier wonen Afar mensen. Af en toe zien we een aantal hutten. Deze zijn gemaakt van lavarotsen. Riet is hier niet.
Vlakbij is Lucy gevonden. Het skelet van een van de oudste mensachtigen.
We stoppen in een klein dorp voor de lunch. Het is brood
met shiro. Iets anders is er overigens niet. Langs het
gebouw zijn een aantal gieren te zien, waaronder de Egyptian vulture.
Als we verder rijden stoppen we als er grote stukken obsidiaan langs
de weg ligt.
Het landschap gaat over van zwarte lava naar een lichter gekleurd (dor)
gebied.
De weg gaat iets omlaag en dan is het meer (lake Afdera) al te zien.
Voor het meer liggen de bekkens om zout te winnen.
Er licht een klein dorp voor het meer. Het ziet eruit zoals je een
mijnwerkersdorp in het wilde westen zou voorstellen, alleen dan
van golfplaten.
Een korte, onverharde, weg voert ons naar het meer. Hier staan zelfs een paar palmbomen. Er is helaas al een grotere Nederlandse groep. Hier ontmoeten we ook weer de 2 Belgische dames die de afgelopen nacht in hetzelfde hotel als wij geslapen hebben.
Er worden tenten langs het water opgezet. De zwembroek kan aan en dan
ga ik dobberen in het zoute water. Het is iets minder zout als de
dode zee, maar je blijft er wel in drijven.
Afspoelen kan in een bron/poel langs de tenten. Hier is het water minder zout (wel ruik het lichtelijk naar zwavel).
Er wordt koffie/thee geserveerd met koekjes en gebrande gerst. Uit een auto komen een oude ijzeren tafel en 3 krukjes.
Het avondeten (van onze eigen kok) is soep, groente/aardappelen met rijst een tonijnsalade. Als toetje is er ananas.
Na het eten gaan we met de chauffeurs naar het dorp voor een biertje. We zitten buiten en soms in de wind (met zand). De kleine gebouwen van hout met plastic hebben de muziek hard staan. Een gesprek voeren is lastig. Volgens een chauffeur is dit opzet. Je moet dan hard schreeuwen om verstaan te worden. Daar krijg je een droge keel van. En dat verhoogt de drankomzet.
Na een biertje brengt Yohannes ons terug. Onderweg zijn er 2 vossen (bat eared?) te zien in het licht van de koplampen,
Er waait een harde wind. De Nederlandse groep slaapt op banken in
de open lucht. Ik ben blij met de eigen (zeer ruime) tent.
De hele nacht blijft er een harde wind staan.